De Algemene Rekenkamer presenteerde gisteren haar verantwoordingsonderzoek 2021. Waar het gaat om de schadeafhandeling staan er enkele, belangrijke onjuistheden in het onderzoek en het nieuwsbericht daarover, bovendien zijn de publicaties van de Rekenkamer eenzijdig. De Rekenkamer creƫert hiermee onduidelijkheid over het verloop van de schadeafhandeling.
De Rekenkamer baseert haar bevindingen op de gegevens die het IMG aanlevert, bijvoorbeeld in jaarverslagen en op basis van gesprekken met medewerkers van het IMG. Daarnaast spreekt zij over haar eigen ‘onderzoek’. In haar rapportage en nieuwsbericht verwijst ze onder meer naar de verschillen in voortgang tussen 2020 en 2021.
Teneur
Ondanks de in gesprekken en in jaarrapportages door het IMG naar voren gebrachte informatie, koos de Rekenkamer ervoor bepaalde cijfers niet te vermelden, werden er cijfers verkeerd geïnterpreteerd en kent de berichtgeving de teneur dat ook op gebied van schadeafhandeling in Groningen er niets ten goede verandert.
Bestuursvoorzitter Bas Kortmann: “Het verbaast ons dat de Rekenkamer ervoor kiest op deze manier eenzijdig en feitelijk onjuist over de schadeafhandeling te rapporteren. Op deze manier draag je als Rekenkamer bij aan simplificering van de problemen die er in Groningen zijn, zowel in de schadeafhandeling en in de versterking. Daar is niemand bij gebaat. Slimme, eenvoudige oplossingen, vragen eerst om goed onderbouwde en genuanceerde probleemanalyses.”
We zullen hierna puntsgewijs stilstaan bij enkele van de uitingen van de Rekenkamer.
1) Voortgang
De Rekenkamer stelt: “In de operatie om in Groningen aardbevingsschade af te handelen […] zat afgelopen jaar weinig vooruitgang.” Het IMG handelt verschillende soorten schademeldingen af: schade in de vorm van scheuren in huizen (fysieke schade), schade als gevolg van waardedaling van woningen en schade als gevolg van immaterieel leed. Feit is dat het IMG in 2021 ruim 6.000 meer schademeldingen voor fysieke schade afhandelde dan in 2020 en in 2021 werden bijna 17.000 meer schademeldingen voor waardedaling afgehandeld. Ook werd gestart met de afhandeling van immateriële schade in 2021, waar dat in 2020 nog niet het geval was.
Het totaalaantal afgehandelde schademeldingen eind 2021 voor fysieke schade bedroeg 108.000 en voor waardedaling 100.625. Dat resulteerde bovendien in een forse toename van de totale toegekende schadevergoeding. In 2021 bedroeg die 605,8 miljoen euro, waar dat in 2020 497 miljoen euro was. In 2021 werd daarmee 108,8 miljoen euro meer schadevergoeding toegekend dan in 2020.
2) Kosten
De Rekenkamer stelt: “Vorig jaar noemden wij het disproportioneel dat van elke euro schade vergoeding 56 eurocent op ging aan uitvoeringskosten. In 2021 ging van elke euro schadevergoeding 74 eurocent op aan uitvoeringskosten.” En: “[…] in 2021 liepen deze kosten verhoudingsgewijs met nog eens 50 procent verder op.”
Feitelijk is het zo (en ook zo gerapporteerd in het jaarverslag van het IMG) dat de kosten die in 2021 moesten worden gemaakt per euro schadevergoeding voor alle drie de schadesoorten 0,43 eurocent bedroegen tegenover 0,37 eurocent in 2020. Dat is een toename van 16 procent. Nu heeft de Rekenkamer mogelijk bedoeld vooral te wijzen op de situatie bij de afhandeling van fysieke schade. Daar ging het om een toename van 56 eurocent naar 74 eurocent.
Echter, dat onderscheid maakt de Rekenkamer in haar publicaties nergens waarmee de suggestie wordt gewekt dat het IMG voor alle schadesoorten die hij uitkeert 74 eurocent aan kosten maakt. Dit is onjuist. Ook heeft de Rekenkamer op geen enkele manier vermeld dat het IMG in 2021 kosten maakte om juist een aanzienlijke kostendaling te bewerkstelligen en een behoorlijke versnelling van afhandeling bovendien. Ofwel: dat investeringen moesten worden gedaan om daarna tegen lagere kosten te werken en sneller te werken.
Het IMG erkent volmondig, zoals in het jaarverslag vermeld, dat de kosten voor de afhandeling van fysieke schade hoog zijn, zeker waar het gaat om eenvoudige, kleinere schades. Mede om die reden is er eind 2021 een mogelijkheid gekomen om zonder inzet van deskundigen de schade af te handelen met een vast bedrag van 5.000 euro ('vaste vergoeding'). Naar verwachting zal de afhandeling via die wijze op termijn circa 10 eurocent per toegekende euro gaan bedragen.
3) Vertraging
De Rekenkamer stelt: “Maar de wijzigingen vertraagden [..] de schadeafhandeling […] juist.” Niet alleen klopt dat niet in het algemeen (zie ons eerste punt), bij het publiceren van haar verantwoordingsonderzoek was al bekend dat er een aanzienlijke versnelling is opgetreden.
Zo zijn tot op heden in 2022 al meer dan 30.000 schademeldingen afgehandeld, alleen al voor fysieke schade. In dezelfde periode in 2021 waren dat er 16.500. Dat is bijna een verdubbeling. Informatie die wellicht niet in een verantwoordingsonderzoek over 2021 hoort, maar de Rekenkamer had ervoor kunnen kiezen dat mee te nemen in de uitlatingen in het nieuwsbericht en de interviews van afgelopen dagen of dan ten minste minder stellig te zijn over het falen van de versnellingen in de schadeafhandeling. De invoering van de vaste vergoeding als nieuwe manier van schade afhandelen levert namelijk een belangrijke bijdrage aan de snelheid van schadeafhandeling.
4) Wachten
De Rekenkamer stelt: “Het IMG handelde eind 2021 40 procent van de reguliere schadeafhandelingen binnen een half jaar af. Een jaar daarvoor lag dat percentage nog op 71 procent.” Dat klopt en sterker nog, dat percentage is eind 2021 zelfs fors minder dan 40 procent geweest, zoals we ook wekelijks berichten op ons online dashboard en in weekoverzichten.
Maar ook hier past nuance. Ten eerste gaat het hier om fysieke schade en niet alle soorten schades. Bij waardedaling wordt schade in circa een maand afgehandeld. Daarbij heeft een vrij grote groep schademelders met relatief eenvoudige, fysieke schades (die relatief snel kunnen worden afgehandeld) zich niet gemeld. Zij kozen ervoor te wachten met schade melden tot de vaste vergoeding haar intrede deed eind 2021. De meer complexere dossiers bleven over, waardoor het percentage dat binnen een half jaar werd afgehandeld gemiddeld dus daalde.
5) Vaste vergoeding
De Rekenkamer stelt (over de vaste vergoeding): “Uit ons onderzoek blijkt dat op het aanvraagformulier niet staat dat de vaste schadevergoeding is bedoeld voor kleine, simpele schades. Evenmin staat er duidelijk op aangegeven dat een aardbeving met een trillingssnelheid van 5 millimeter per seconde aan de randen van het aardbevingsgebied nog niet eerder is gemeten. De kans dat nieuwe schade vergoed wordt, is voor bewoners in de randgebieden dan ook minimaal.”
De Rekenkamer creëert hiermee het beeld dat burgers niet goed worden geïnformeerd over de ‘vaste vergoeding’. De Rekenkamer miskent hiermee dat in alle andere communicatie die het IMG hierover doet, zowel op zijn website en media-uitingen, dit nadrukkelijk wordt benoemd. Dat lijkt goed te werken. Uit onderzoek blijkt dat juist mensen die in gebieden wonen waar de kans op schade het kleinst is, hiervoor kiezen. Zoals het IMG begin december 2021 overigens al bekendmaakte.
Daarnaast beweert de Rekenkamer op basis van “onderzoek” dat schademelders niet gewaarschuwd worden dat zij niet zomaar opnieuw een schademelding kunnen doen. Dat is feitelijk onjuist. Iedereen die een aanvraag doet, krijgt van meet af aan uitdrukkelijk in het aanvraagformulier de waarschuwing dat er alleen bij een nieuwe beving die leidt tot een trillingssnelheid van 5 mm/s (1 procent overschrijdingskans) op het betreffende adres opnieuw schade kan worden gemeld.