Verder naar inhoud
Terug naar overzicht

5 december 2022

Wat is het vraagstuk rond het bewijsvermoeden in Noord-Drenthe en in het zuidoosten van Groningen?

Voor inwoners van Noord Drenthe en het zuidoosten van Groningen, waar voorheen het bewijsvermoeden van toepassing was, lijkt een oplossing in de maak. Staatssecretaris voor mijnbouw, Hans Vijlbrief, overweegt een wetswijziging die de geografische reikwijdte van het bewijsvermoeden uitbreidt.

Zo schrijft hij in een brief aan de Tweede Kamer. Naar aanleiding daarvan kreeg het IMG ook vragen vanuit nieuwsmedia. In antwoord daarop hebben we laten weten dat het IMG het positief vindt dat met de voorgenomen wetswijziging een uitweg lijkt te komen voor de situatie van inwoners van specifieke delen van Noord Drenthe en het zuidoosten van Groningen. Met de aanpassing wordt het voor bewoners in de genoemde gebieden waarschijnlijk op termijn weer mogelijk een aanvraag voor vergoeding van mijnbouwschade bij het IMG te doen en daarbij aanspraak te maken op het bewijsvermoeden.

Wetswijziging

In de betreffende gebieden was door een panel van deskundigen in januari 2019 schade door bevingen uitgesloten (afgezien van enkele uitzonderingen). Maar er kon volgens het panel wel schade door diepe bodemdaling ontstaan, wat naast bevingen een andere vorm is van bodembeweging door gaswinning en gasopslag.

In de loop van 2020 kwamen er bij het IMG echter steeds meer adviezen van bij de schadeafhandeling betrokken onafhankelijke deskundigen, dat in de gebieden geen sprake kon zijn van schade door mijnbouwactiviteiten in gasopslag Norg of het Groningenveld. Naar aanleiding daarvan besloot het IMG wetenschappelijk onderzoek door TNO, TU Delft en Deltares te laten plaatsvinden.

De uitkomsten van die onderzoeken resulteerden erin dat het IMG voor een groot deel van de betreffende gebieden geen wettelijke mogelijkheden meer had om de toekenning van schadevergoeding voort te zetten. De staatssecretaris wil dit met een wetswijziging wel weer mogelijk wil maken.

Praktische uitwerking

Aan de oplossing via een wetswijziging kleven ook nadelen. Een ervan is dat het traject van een wetswijziging langdurig kan zijn. En zoals de staatssecretaris in zijn brief al aangeeft, betekent het ook na een wetswijziging niet dat alle verzoeken altijd worden gehonoreerd. Wat de wetswijziging precies in de praktijk gaat betekenen, moet mede daarom nog nader worden uitgewerkt.

 

Veelgestelde vragen

  • Wat is het vraagstuk rond het bewijsvermoeden in Noord-Drenthe en in het zuidoosten van Groningen?

    Het wettelijk bewijsvermoeden Groningen werd eind 2016 van kracht om gedupeerden van de gaswinning in het Groningenveld (en later ook de gasopslag Norg) te helpen. Als het vermoeden van toepassing is, geldt de omgekeerde bewijslast. Niet de woningeigenaar, maar de mijnbouwexploitant moet bewijzen dat de schade niet door de gaswinning is veroorzaakt.

    De wet zegt echter niets over wáár het bewijsvermoeden van toepassing is. Er zijn twee type bodembewegingen door gaswinning en gasopslag die schade zouden kunnen veroorzaken. Een ervan is een aardbeving en de andere is diepe bodemdaling. Het vraagstuk van de diepe bodemdaling in relatie tot het bewijsvermoeden speelt vooral in de bedoelde gebieden in specifieke delen van Noord-Drenthe en het zuidoosten van Groningen. De trillingen door bevingen kunnen er, behoudens enkele uitzonderingen, geen schade veroorzaken. Maar op basis van een eerste advies in januari 2019 werd aangenomen dat schade door diepe bodemdaling niet kon worden uitgesloten. Het gaat daarbij om een gebied dat in het Noorden van Drenthe en vervolgens ten zuiden ligt van de gasopslag Norg. En het gaat om een gebied ten zuidoosten van Groningen, voorbij Pekela. In die twee deelgebieden samen staan circa 27.000 woningen.

    Omdat in de loop van 2020 individuele deskundigen begonnen te twijfelen aan de juistheid van dat geografische toepassingsgebied, volgden er in korte tijd in het merendeel adviezen waarin werd gesteld dat er geen enkele mijnbouwschade was. Daarmee dreigde er willekeur te ontstaan. Er waren toen inmiddels ruim 700 schademeldingen afgehandeld en er kwamen er wekelijks nieuwe bij. Het IMG legde daarom de schadeafhandeling stil en liet eerst nieuw onderzoek uitvoeren door gerenommeerde kennisinstituten TNO en TU Delft. Die bevestigden de twijfel van de individuele deskundigen. Het IMG moest daarna de geografische grenzen van de toepassing van het wettelijk bewijsvermoeden wijzigen; dat gebeurde in mei 2021.

  • Wat betekent de zogenoemde ‘peer review’ voor de toepassing van het bewijsvermoeden?

    De peer review, uitgevoerd in opdracht van de staatssecretaris onder regie van onderzoeksbureau Movares, weerlegt het onderzoek van TNO en TU Delft niet. Het geeft ook niet een nieuw gebied aan. In de fase van peer review hebben de onderzoekers van Movares nog niet gesproken met de onderzoekers van TNO en TU Delft. Het IMG heeft daarom de onderzoekers van TNO, TU Delft en Movares gevraagd om op korte termijn met elkaar in overleg te gaan om zo nodig nadere berekeningen uit te voeren.

    De eventuele resultaten van deze berekeningen worden dan begin volgend jaar verwacht en zouden, mits er sprake is van een inhoudelijk andere uitkomst dan het advies uit voorjaar 2021, sneller tot een verandering van het geografische toepassingsgebied kunnen leiden dan via een wetswijziging. De kans dat er een inhoudelijk andere uitkomst volgt dan uit het eerdere advies van TNO en TU Delft is niet groot, zo wordt verwacht. De onderzoekers hanteerden in dat advies naar eigen inzicht namelijk al ruime marges.

    Ook al is de kans klein, het IMG vindt het gezien de eventuele tijdswinst de moeite waard van alle onderzoekers een gezamenlijk een standpunt te horen. Daarbij is een gezamenlijk standpunt ook belangrijk in het licht van toekomstige schadeafhandeling als via een wetswijziging het bewijsvermoeden geografisch gezien wordt uitgebreid.